In opdracht van de afdeling SO/BAM (Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten) van de gemeente 's-Hertogenbosch heeft van 26 februari tot en met 26 maart 2007 een archeologisch onderzoek plaatsgevonden op het achterterrein van de percelen Hinthamereinde 64 en 66, gelegen in het historische centrum van de stad 's-Hertogenbosch. Het onderzoek werd op 6 september 2007 aangevuld met een archeologische waarneming na het uitgraven van de bouwput. Het onderzoek vond plaats voorafgaand aan nieuwbouw op de genoemde locatie. Niet de gehele achterterreinen hoefden te worden opgegraven, omdat niet het hele terrein werd bedreigd door de nieuwbouw (zie hiervoor afb. 5.1). Ook is niet onderzocht tot in de natuurlijke ondergrond, omdat de maximale verstoringsdiepte voor de nieuwbouw op 2 m onder het maaiveld lag. De vraagstelling hield verband met de bewoningsgeschiedenis op deze locatie. Er is voorafgaand aan de opgraving geen bureauonderzoek of inventariserend veldonderzoek verricht. Het selectiebesluit is genomen door de afdeling SO/BAM van de gemeente 's-Hertogenbosch.1 Het onderzoek werd uitgevoerd onder de opgravingsbevoegdheid van de afdeling SO/BAM. Het veldwerk werd verricht door medewerkers van het bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie (BAAC). De inhoudelijke uitwerking werd gedaan door medewerkers van BAAC. De documentatie en materiële vondsten van de veldwerkzaamheden bevinden zich bij de afdeling SO/BAM van de gemeente 's-Hertogenbosch. | 5 |
Noten | |
1. | Niet gepubliceerd, niet opgenomen in het PvE. |
Een archeologisch onderzoek op het achterterrein van Hinthamereinde 64 heeft verrassende resultaten opgeleverd. Tegen alle verwachting werden resten van gebouwen aangetroffen die hier tussen de 15de en het begin van de 19de eeuw hebben gestaan. Op het terrein zal binnenkort gestart worden met de bouw van woningen. Omdat in dit deel van de stad tot nu toe nog weinig onderzoek heeft plaatsgevonden was dit een goede aanleiding voor de BAM om een kleine opgraving te starten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door medewerkers van BAAC uit ’s-Hertogenbosch. Detail uit de kadastrale minuut van 1823 met de omgeving van het opgravingsterrein. Het onderzoek speelt zich af op de percelen 414 en 411. Het verlengde van het in rood aangeduide steegje tussen de huizen 412 en 413 is ook gevonden bij het onderzoek. Op de kaart uit 1823 staat het terrein aangegeven als tuin en de verwachtingen waren daarom niet erg hoog gespannen. De verrassing was dan ook groot toen allerlei muren tevoorschijn kwamen van gebouwen die hier vanaf het midden van de 15de eeuw hebben gestaan. Het oudste gebouw is degelijk gebouwd met een diepe bakstenen fundering. Om de paar meter zijn hierin verbredingen aangebracht, zogenaamde poeren, die mogelijk samenhangen met een houten opbouw. Over de functie van het gebouw kan weinig worden gezegd. Het kan een woonhuis zijn geweest maar waarschijnlijker is dat er een ambacht in werd uitgeoefend. In de loop van de 16de en 17de eeuw is het gebouw diverse malen verbouwd en vergroot maar uiteindelijk is een groot deel afgebroken. Daarna is in de loop van de 17de eeuw een kleiner gebouwtje neergezet dat vermoedelijk als woning werd gebruikt. Hierin was een schouw aanwezig waaruit blijkt dat het verwarmd kon worden. Onder de vloer daarvan was een pot ingegraven waarin de as geveegd kon worden zonder dat er het risico van brand bestond. Het 15de eeuwse gebouw en het 17de eeuwse huisje waren toegankelijk vanaf een steegje dat nu nog herkenbaar is tussen Hinthamereinde 64 en 64a. 1) Tussen de panden Hinthamereinde 64 en 66 is nog steeds het steegje Achter de Groene Jager te zien waarvan het achterste deel is opgegraven. 2) De zijmuur van een 17de eeuws woonhuisje waartegen een schouw is aangebracht. Rechts is het restant van een ingegraven pot te zien waarin de as van haard geveegd kon worden. 3) Overzicht van de opgraving gezien in de richting van het Hinthamereinde. Rechts van de muur loopt het steegje Achter de Groene Jager met in het midden een bakstenen goot. 4) Fundering van het 15de eeuwse gebouw aan het steegje. De muur is zwaarder uitgevoerd op de plaatsen waar staanders van een houtconstructie hebben gestaan. Op de kadastrale minuut van 1823 staat een Zoutkeet vermeld (afb. 1). Dit is een zoutziederij. In een zoutziederij werd ruw zout dat meestal uit het Middellandse Zeegebied werd aangevoerd geraffineerd tot keukenzout. Dit werd gedaan door het ruwe zout te mengen met water en in grote pannen of ketels in te laten dikken, waarbij verontreinigingen verwijderd werden. Hoewel grote stukken ondergrond in het recente verleden diep waren verstoord werden toch nog resten van de zoutziederij teruggevonden waaronder een oventje of fornuis waarop een zoutpan heeft gestaan. Deze sleutelgatvormige constructie bestond uit een rond deel waarop de pan rustte en een vierkante stookvloer die men gebruikt om het vuur onder de pan op te stoken. Het teruggevonden fornuis dateert uit de 19de eeuw. 5) Ovendeskundige Aleike van de Venne wijst het stookvloertje van het zoutoventje aan. Links is de deels verstoorde ronde fundering onder de ketel te zien. 6) Op het terrein bevond zich ook een hele grote en diepe waterput, die vermoedelijk werd gebruikt om de grote hoeveelheden water uit te putten die bij het proces nodig waren. De put was voorzien van een koepel en via een loden buis kon men het water uit de put pompen. |
2009 |
drs. I.J. Cleijne's-Hertogenbosch : HofstadBAAC-rapport A-07.0098 | april 2009 | ISSN 1873-9350 |
Ronald van Genabeek, Eddie Nijhof en Frederike Schipper, Stad op de schop (2019) 188, 192, 636, 690